Kopafbeelding

Google                                                                 
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
Stel een vraag
Onderdeel deel:

 

TELLEN TOT IO, FASEN IN DE TELONTWIKKELING 

 

FASE 1: AKOESTISCH TELLEN

Kinderen beginnen op een leeftijd van ongeveer drie jaar al met akoestisch tellen: het tellen is nog niet meer dan het opzeggen van een versje. Voordat de kinderen op school zitten, kunnen zij vaak al aardig tellen. Zij kennen het dreuntje tot twaalf of zelfs verder. Peuter­speelzalen schenken hier aandacht aan. Aftelversjes zijn zeer geschikt omdat zij tegelijkertijd het synchroon tellen stimuleren.

FASE 2: ASYNCHROON TELLEN

Omstreeks het vierde levensjaar ontwikkelt zich het asynchroon tellen. Tellen en handelen gaan nog niet samen. Voorwerpen worden overgeslagen of dub­bel geteld. Kinderen gebruiken de telwoorden in de juiste volgorde. Het tegelijker­tijd aanwijzen van voorwerpen (het correspondentieprincipe) en het hardop tellen verloopt nog niet gelijktijdig, synchroon. Als ze wel samengaan spreken wij van synchroon tellen en is deze fase van ontwikkeling achter de rug. De groei naar synchroon tellen kan geruime tijd in beslag nemen.

FASE 3: GEORDEND TELLEN

Ongeordend materiaal moeten de leerlingen eerst ordenen. Meestal legt of schuift een leerling het getelde voorwerp opzij. Soms maakt hij groepjes. Veel later gaat hij turven. Kinderen van ongeveer 4½ jaar beheersen het ordenen in groepjes.

FASE 4: RESULTATIEF TELLEN

Vanaf ongeveer vijf jaar komen kinderen tot het resultatief tellen. Ze weten dat het tellen met één moet beginnen, dat ze alle voorwerpen éénmaal moeten tellen en dat het laatst genoemde getal de totale hoeveelheid aanduidt. In de vaktaal heet dit: het kardinale aspect. Veel leerlingen blijken in deze fase moei­lijkheden te ondervinden. Een helpende aanpak ziet er als volgt uit:

 

De leerling neemt de blokjes die los naast elkaar voor hem op tafel liggen één voor één op en zegt: "Dit is één, deze erbij is twee. deze erbij is drie,..." Als de blokjes op zijn zegt hij: "Dat zijn er samen...

De opzet is hetzelfde als bijtellen met oppakken maar nu verschuift de leerling de blokjes één voor één. Zijn begeleidend praten is hetzelfde als bijtellen met oppakken.

 

FASE 5: VERKORT TELLEN

 

Na het resultatief tellen volgt verkort tellen. De leerlingen gaan uit van een getalbeeld dat ze herkennen (bijvoorbeeld de dobbelsteen-structuur: vijf) of van de laatst aangeduide hoeveelheid (kardinaal aspect). Ze tellen van daaruit verder. Kinderen van 5½ â 6 jaar zijn hiertoe in staat. Handig tellen kan uitge­lokt worden door telsituaties te maken in de vorm van tegels tellen, postzegel­vellen tellen, et cetera. In principe zou het programma voor Groep 3 hier kun­nen beginnen.