Kopafbeelding

Google                                                                 
Stuur een mail naar de Begeleidingsdienst voor Vrijescholen: P. van Meurs
Stel een vraag
artikelen deel:

   Didaktiek van het rekenen            lemniscaat bronnendidactiek

De leerroute van de rekendidactiek in de Vrije School.

 

                                                                     

 


lemniscaat bronnendidactiek

 

 

 

In de bronnendidactiek, zoals deze is ontwikkeld door Annemieke Zwart, vinden we een route die tijdens het rekenen gegaan kan worden. In het volgende stukje wil ik een kort overzicht geven van de zeven stappen waaruit het leerproces van de kinderen bestaat:

 

1. Ontmoeten/waarnemen

Er is een moment en een manier waarop de leerlingen de leerstof ontmoeten. Een moment waarop de leerstof of het probleem beleefbaar wordt. Rudolf Steiner geeft in verschillende voordrachten weer dat dit moment een belangrijk moment in het gehele leerproces is. Hier moet het kind vanuit zijn gevoelswereld een levendige interesse krijgen in de wereld; een interesse krijgen in de leerstof. De leerkracht stuurt hierin.

Naast het feit dat de kinderen innerlijk ”ja” moeten gaan zeggen tegen datgene wat ze ontmoeten, moet ook de leerkracht zich verbinden met de leerstof, zijn eigen wijze en verhouding tot de leerstof vinden. Wie heeft niet de beleving dat een zelf bedachte rekenoefening of rekenbeweging vele malen beter werkt dan een oefening die door een collega bedacht is. Het is duidelijk dat de verbondenheid van de leerkracht enthousiasmerend en verbindend werkt op de kinderen.

 

 

2. Uiteenzetten/verbinden

 

 

lemniscaat bronnendidactiekEr ontstaat de wens bij de kinderen om zich te verbinden; om zich uiteen te
zetten met de leerstof. Op allerlei manieren wordt er zodoende gewerkt aan het onderzoeken van de leerstof. Tijdens dit deel van het onderwijs biedt de leerkracht allerlei modellen ( modellen van optellen, vermenigvuldigen enz.) aan vanuit een doordachte leerlijn; modellen waaruit het kind in een later stadium kan gaan kiezen.

 

3. Verwerking

Aan de hand van opdrachten zoekt het kind naar zijn eigen werkwijze, zijn eigen model. Vaak zijn we al tevreden wanneer de kinderen een model kunnen uitvoeren, echter de zoektocht naar de eigen werkwijze laat het rekenvermogen van de kinderen zien. Allerlei opdrachten kunnen hiertoe bijdragen.

“Vertel eens wat je gedaan hebt om het antwoord te vinden?” Deze vraag is in de lagere klassen een vraag die reflecterend op de eigen rekenstrategie kan werken. In de hogere klassen kan de vraag: ”Hoe zou je dat aan moeten pakken?” gesteld worden.

 

 

 

 

4. Eigenen

Vanuit deze werkwijze wordt het kind wakker in zijn handelingen of aanpak. Er ontstaat inzicht in het oplossen van het probleem. Het kind ontdekt zijn vermogen om dit probleem op te lossen.
De kinderen komen op deze manier tot de eigen keuze van een model.

 

 

 

 

 

 

 

5. Oefenen: Dan wordt de leerstof geoefend totdat de gehanteerde strategie weer vergeten wordt.

(Wanneer men een volwassene vraagt hoe hij/zij 87+129 uitrekent zal hij/zij zich de toegepaste strategie pas werkelijk bewust worden) . Oefenen totdat de leerstof werkelijk onder de knie zit.

 

 

 

 

 

lemniscaat bronnendidactiekDifferentiëren is in deze fase op zijn plaats.

Er zijn kinderen die nog in een concreet handelende situatie verkeren. Het maken van rijtjes sommen heeft voor hen geen betekenis, dus ook geen zin. Daarnaast zijn er kinderen die een eigen strategie gekozen hebben en voor wie het belangrijk is om al oefenend vele van dergelijke opdrachten te maken zodat de gekozen oplossingswijze geautomatiseerd wordt. Voor dergelijke kinderen kan een rijtje goed werken. Tenslotte zijn er ook kinderen die de rekenstrategie al zodanig onder de knie hebben dat ze deze als instrument kunnen gebruiken om opgaven op te lossen. Voor deze kinderen hebben de rijtjes sommen geen zin omdat ze dan oefenen wat ze al lang kunnen. Er is geen interesse en de motivatie om te oefenen verdwijnt. Voor deze kinderen is het toegepast oefenen van belang: het rekenen komt ten dienste te staan van het oplossen van dagelijkse problemen.

Wil men oefenen dan zal de leerkracht materiaal moeten zoeken zodat de drie groepen werkelijk kunnen oefenen op een eigen wijze.

 

6. Toepassen:

Na veelvuldig oefenen van de strategie wordt deze tot een instrument waarmee het kind de wereld tegemoet treedt. Het model voor (dat steeds bewust moest worden gehanteerd) wordt tot een mentaal handelen ( de rekenstrategie wordt tot instrument).

Op dit moment kan het rekeninstrument toegepast worden op de buitenwereld.

 

7. In de laatste fase; de fase van de creativiteit, staat de leerstof volledig ten dienste van de leerling en kan hij daar vrij mee omgaan.

 


 

 

 

 

lemniscaat bronnendidactiek